Voor beginnende voorrijders hebben ervaren voor- en achterrijders en een bewegingsagoog / mobiliteitstrainer Martin IJsseldijk van het LooErf enkele praktische tips op papier gezet.
Een voorrijder zou een keer met een simulatiebril moeten ervaren hoe het voelt om als slechtziende achterop te zitten.
Dan is het ook veel duidelijker dat communicatie erg belangrijk is.
Veel achterrijders zonder tandemfiets-ervaring vinden het namelijk vaak moeilijk om letterlijk het stuur uit handen te geven. Soms kan een achterrijder, die weliswaar beperkt ziet, tijdens het fietsen nog wel meekijken over de schouder van de voorrijder. Hij / zij interpreteert situaties soms heel anders dan de voorrijder en houdt bv. de trappers stil waar de voorrijder juist wilde doortrappen.
Of wil even iets drinken uit een bidon, terwijl de voorrijder de handen vol heeft in een drukke situatie waar mogelijk plotseling geremd of gestuurd moet worden. Overleg met de voorrijder is belangrijk.
Het aankondigen van (fiets)handelingen en richtingsveranderingen voorkomt bij de achterrijder evenwichtsproblemen en andere vervelende gevoelens.
Algemeen:
- Vraag een ervaren voor- of achterrijder vooraf aan een tandemtocht (de tandems staan dan al klaar) even een proefritje met u te maken op de parkeerplaats.
U heeft dan in ieder geval al wat tandemervaring.
- Geef bijzonderheden aan elkaar door, in uw eigen belang en dat van de achterrijder.
- De voorrijder geeft relevante en/of informatieve informatie over de omgeving voorbeelden:
In geval van een lastiger situatie tijdig waarschuwen dat het tempo omlaag moet (“Remmen of benen stil”).
In geval van smalle weg / doorgang: niet meer omkijken en rustig blijven. Vooral focussen op stuur recht houden en vooruit kijken.
In geval van bocht naar links / rechts met hoge trottoirrand – even melden: linker / rechter trapper hoog.
In geval van harde geluiden bv. van een vrachtauto, de achterrijder geruststellen (“we kunnen er goed langs, ruimte genoeg”)
Enkele basiszaken
- lopen met de tandem
beide fietsers met de tandem aan dezelfde zijde, één (of twee) hand(en) aan het stuur, de evt. vrije hand aan het zadel
- startklaar maken / opstappen
Zadelhoogte goed instellen = indien de voorvoet op de trapper staat in de benedenstand is de knie nog licht gebogen.
De versnelling in lage stand 1 of 2 – dit trapt lichter en is bij de start prettiger.
- wegrijden
De voorrijder staat met licht gespreide benen met de tandem ertussen. Je staat dan stevig en hebt de macht over de fiets. De achterrijder gaat alvast op het zadel zitten – trappers schuin omhoog.
Ook mogelijk dat voor en achterrijder op het zadel gaan zitten met een trapper schuin omhoog waar een voet op rust, de andere voet is aan de grond.
Op een afgesproken teken (1, 2, 3 ..) tegelijk gaan trappen en wegrijden.
Zorg dat je een aantal meters rechtuit kunt fietsen voor er een bocht komt.
In lastiger (stads) situaties eventueel lopend naar een geschikte startplek lopen, of samen lopend oversteken en dan pas weer opstappenKijk ook hoe andere tandemkoppels dat opstappen doen.
- houdt afstand tot de voor u rijdende tandem.
Bij een noodstop (zeker als die noodstop zich voordoet een flink aantal tandems voor u) hebt u wat meer tijd om te remmen.
De reactie tijd wordt steeds korter.
- versnellen / vertragen door op- en afschakelen
Bij de meeste schakelsystemen geldt “benen stil’ tijdens schakelen en na het schakelen even terugtrappen.
Let op: bij diverse systemen is alleen het rijdend schakelen mogelijk of aan te raden.
- remmen / stoppen en afstappen
Bij (het gaan) remmen en halt houden melden: ‘benen stil’ vervolgens wordt naar lagere versnelling geschakeld en teruggetrapt om het schakelen goed af te ronden
De voorrijder geeft aan dat er gestopt gaat worden, de achterrijder blijft zitten en houdt zijn voeten op de trappers tot de fiets bijna stil staat en zet vervolgens een voet op de grond aan de zijde die vooraf is afgesproken. Je knt ook afstappen op dezelfde manier als dat je opstapt.
- afslaan / bocht nemen
De voorrijder kondigt aan dat er een bocht komt naar links of rechts.
De voorrijder of achterrijder geeft door arm uit te steken de richting aan.
De voorrijder zal echter in alle gevallen over de schouder moeten kijken om te checken of er geen achteropkomend verkeer is.
Een bocht, vanwege de lengte van de tandem, niet te krap insturen.
Maak er een gewoonte van om de trapper aan de zijde van een aanwezige stoeprand hoog te houden en dus even niet trappen of het trappen inhouden. “linker / rechtertrapper hoog”
Soms is het verstandig om bij het afslaan of ingaan van een zijstraat te stoppen, af te stappen en lopend over te steken omdat het niet gemakkelijk is balans te houden – communiceer dit duidelijk!
- heuvel op / heuvel af fietsen
Heuvel op Is met een tandem veel zwaarder dan met een gewone fiets. Schakel bijtijds naar een lagere versnelling en fiets liefst op souplesse naar boven.
Heuvel af gaat juist weer veel gemakkelijker. Denk aan je beheersing van de fiets.
Bijtijds bijremmen want ook als je goede remmen hebt, is de remweg langer dan je soms denkt!
Het is aan te raden dat lengte en gewicht van voor- en achterrijder niet teveel verschillen.
Als de achterrijder heel veel zwaarder is dan zijn / haar voorrijder is dat vragen om problemen.
Met name het opstappen en wegrijden, het stoppen en afstappen, het manoevreren in lastiger situaties.
Veel fietsplezier gewenst bij de Tandemclub Vught!
Namens het Bestuur - Angela van Meer, secretaris